‘Vroeger waren we zuiniger met onze kleding’

Hoe ziet onze kledingkast eruit in 2050? We vroegen het aan Virpi Heybroek, textielspecialist bij de gemeente. 

Waarom is het zo belangrijk dat we leren hoe we anders met onze stoffen kunnen omgaan?
‘De textielindustrie is heel vervuilend. Het verbouwen van bijvoorbeeld katoen is een grote belasting voor het milieu. Dat komt omdat er veel water en gif voor nodig zijn.

Toch blijven we maar nieuwe kleding kopen. Dat is echt bizar. Gemiddeld hebben Rotterdammers 173 kledingstukken in hun kast hangen. Per jaar kopen we er 46 bij en gooien er 40 weg. Dat wordt nog te vaak verbrand, wat ook weer slecht is voor het milieu.

En ook zonde, want de stoffen zijn nog goed bruikbaar. Als tweedehands kleding of om nieuwe dingen van te maken, zoals poetsdoeken en dekens. Maar veel mensen zijn zich daar nog niet van bewust.

Hoe doe jij dat zelf? Ben je bewust met kleding bezig?
‘Ja, dat heb ik altijd gedaan. Toen ik vijf was, zat ik al achter de naaimachine om kleren te maken en te vermaken. En dat doe ik nog steeds. Ik heb zelfs mijn eigen trouwjurk gemaakt.

Ik schaf weinig kleding aan. Als ik echt wat nodig heb, dan ga ik vaak naar tweedehands winkels. Daar koop ik dan het liefst te grote kleding, die ik kan vermaken in mijn eigen stijl en maat. De kleding die ik heb, draag ik zo lang mogelijk. Is er iets stuk, dan repareer ik dat. Vorig jaar heb ik mezelf uitgedaagd om niet meer dan 30 kledingstukken in mijn kast te hebben. Dat is gelukt.’

Jij bent handig met naald en draad. Dat is vast niet voor alle Rotterdammers zo. Hoe kunnen wij allemaal bewuster met onze kleding omgaan?
‘Als je graag andere kleding wil dragen, dan zou je bijvoorbeeld kunnen lenen of ruilen. Daar zijn tegenwoordig speciale ruil- en leenplekken voor in Rotterdam. Of je gaat op zoek bij een tweedehandswinkel.

Voor kapotte kleding zijn er verschillende reparatie-ateliers. Het is natuurlijk handig om te weten waar je deze plekken kunt vinden. Daarom hebben we een routeplanner gemaakt met alle adressen erop. Dan weet je precies waar je terecht kunt.’

En als we een kledingstuk echt niet meer kunnen dragen?
‘Gooi het dan vooral niet zomaar weg! Ruil het met iemand of laat het vermaken.

Wil je er echt vanaf, stop het dan in een textielbak waarin kleding wordt verzameld. Ook tassen, kussens of zelfs één enkele sok mag hierin. Speciale bedrijven zorgen ervoor dat zoveel mogelijk onderdelen ervan opnieuw kunnen worden gebruikt. Als nieuw kledingstuk, maar ook bijvoorbeeld als poetsdoek.’

Hoe zit onze kledingkast er in 2050 uit?
‘Ik hoop dat onze kledingkast van 2050 een beetje lijkt op die van vroeger. Want onze verre voorouders hadden echt niet zulke volle kasten als wij nu.

Zij waren veel zuiniger op hun kleding. Afgedankte stoffen werden toen al gescheiden opgehaald, bijvoorbeeld door de lappenboer, om het opnieuw te gebruiken. Door de jaren heen is onze waardering voor kleding gedaald. Het is wegwerpspul geworden. Voor de westerse wereld, bedoel ik dan.

Want net als onze voorouders, weten ook de meeste eerste generatie migranten vaak uit eigen ervaring hoe je zelf kleding herstelt. Of hoe je stoffen anders kunt gebruiken, zoals wol. Zij zijn dat ambacht nooit verleerd. Die kennis hebben we hard nodig.

In Nederland gooien we geschoren wol vaak weg. Of we brengen het naar een ander land. Zo zonde. Want we kunnen het juist goed benutten. Bijvoorbeeld voor colbertjasjes of voor isolatiemateriaal.

We moeten leren om beter voor onze kleding te zorgen?
Ja, als we dat doen en het repareren als het kapot is, dan hoeven we minder nieuwe kleding te kopen. Dat is veel beter voor het milieu.

En geef vooral door wat niet meer in je kledingkast past. Of verkoop het op Martkplaats of Vinted. Wil je het echt weggooien? Gooi het dan in de textielbak, zodat het hergebruikt kan worden.’

 

Tekst: Teus Lebbing, www.abrandnewstory.nl