Duurzaam Bouwen
19 November 2025

Werkgroep XPLOR brengt ‘mooi’ en ‘duurzaam’ in balans

De traditionele bouwsector stoot veel CO2 uit. Er wordt dan ook hard gewerkt om die emissies omlaag te krijgen, onder meer door ‘Paris Proof’ te bouwen. In de werkgroep XPLOR Paris Proof werken marktpartijen, corporaties en de gemeente Rotterdam samen om nieuwe bouwprojecten in lijn te krijgen met het Klimaatakkoord van Parijs. “We moeten ons afvragen of het argument ‘het is mooi’ opweegt tegen vijfduizend kilo extra CO2-uitstoot.”

Paris Proof betekent bouwen op een manier die aansluit bij de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs. Dus zorgen dat nieuwe gebouwen zó energiezuinig en duurzaam zijn, dat ze helpen de opwarming van de aarde te beperken tot maximaal anderhalve graad. De leden van de werkgroep XPLOR Paris Proof – een investeerder, woningcorporatie en onderzoeker, drie mensen van de gemeente Rotterdam en vier projectontwikkelaars – zijn koplopers op het gebied van duurzaamheid binnen hun organisatie. Allemaal barsten ze van de ambitie om het anders te doen. Zoals Esther Hijbeek, duurzaamheidsmanager en architect bij HD. “Ik verwacht dat als wij niet serieus aan de slag gaan met CO2-reductie, onze projecten straks vastlopen. We krijgen dan bijvoorbeeld geen vergunning meer, omdat we niet aan CO2-budgetten voldoen.”

 

CO2-uistoot gebouwen op uniforme manier berekenen

XPLOR is onderdeel van het Plan van Aanpak Duurzaam Doorbouwen. Daarin werken de gemeente Rotterdam, ontwikkelaars, corporaties en marktpartijen samen om betaalbare en toekomstbestendige woningen te realiseren. XPLOR kent verschillende werkgroepen: EU-taxonomie, Financiën en dus Paris Proof. Het doel van die laatste werkgroep is om voor een aantal bouwprojecten in Rotterdam de totale CO2-uitstoot ervan te berekenen, op een uniforme manier. “Om daar vervolgens van te leren”, zegt Wouter Streefkerk, expert duurzaamheid bij de gemeente Rotterdam en trekker van de werkgroep. “Wat veroorzaakt de meeste CO2-impact, en wat kunnen we doen om die te verlagen tot Paris Proof-niveau?”

Appels met appels vergelijken

Afgelopen jaar onderzocht de groep vijftien Rotterdamse projecten. Dat daarbij op een uniforme manier gerekend werd, was cruciaal, zegt architect Esther. “We willen appels met appels vergelijken, want anders houden we onszelf voor de gek. Daarom hebben we afgesproken om bij elk project het moment van vergunningaanvraag als startdatum voor de berekening te nemen. En hebben we steeds de CO2-uitstoot van het héle gebouw berekend, dus inclusief de parkeergarage bijvoorbeeld. Daar gaat het vaak mis: het is niet eerlijk om een deel van het gebouw buiten beschouwing te laten en zo positiever uit te komen, terwijl je die parkeergarage wel nodig hebt om het project te realiseren.”

 

Les: Paris Proof vergt ambitie

De vijftien projecten waren stuk voor stuk nog ver verwijderd van Paris Proof, bleek uit de berekeningen. Dat is ook niet gek, legt Esther uit. “Deze projecten zijn al een paar jaar geleden gestart. Toen was Paris Proof bouwen nog geen doel, dus werd er nog niet op gestuurd.” Dat is meteen een belangrijke les uit het onderzoek: Paris Proof bouwen kan alleen als je daar echt je ambitie op richt. Een ander leerpunt was dat de stedenbouwkundige opzet van een project een behoorlijke invloed op de CO2-uitstoot kan hebben. Dat ervaart Quincy Pieplenbosch, adviseur duurzaamheid bij bouwbedrijf Heijmans, regelmatig. “Stedenbouwkundigen hebben vaak esthetische wensen, zoals bepaalde zichtlijnen, metselwerk als gevelmateriaal, of een entree met een verhoogd plafond. Zo’n verhoogd plafond ís ook mooi, maar het zorgt ook voor meer materiaal en dus meer CO2-uitstoot. Ik vind het belangrijk dat we dat gesprek meer gaan voeren: als je weet dat dit de impact is, sta je er dan nog steeds achter? Weegt het argument ‘het is mooi’ op tegen vijfduizend kilo extra CO2, of denk je er dan anders over?”

Context is belangrijk bij materiaalkeuze

Voor Paris Proof bouwen is niet één juiste manier, leerde de werkgroep. Marco Matena, specialist duurzaamheid bij bouwbedrijf Van Wijnen, legt uit: “Biobased materiaal, zoals hout, scoort over het algemeen goed op duurzaamheid – er komt weinig CO2 vrij bij de winning en productie ervan, en het neemt zelfs CO2 op uit de lucht. Maar dat betekent niet dat we vanaf nu alles biobased gaan bouwen. Bij hoogbouw moeten bijvoorbeeld flinke krachten worden opgevangen en gelden strenge eisen voor brandveiligheid. Wil je dat met hout realiseren, dan vergt dat onevenredig veel materiaal, wat bovendien ten koste gaat van ruimte.” Neem de context mee bij materiaalkeuzes, adviseert Marco kortom. “Beton en staal toepassen waar het moet en biobased materialen waar het kan, leidt tot maximale CO₂-reductie. En ook als je voor beton kiest, is het waardevol om het gesprek over duurzaamheid aan te gaan met je ketenpartners. Kan er bijvoorbeeld betongranulaat uit slooppanden toegepast worden? Of kan het cement uit het betonmengsel vervangen worden door alternatieven met minder impact?”

 

Juiste materiaal op de juiste plek

Wouter beaamt dat Paris Proof bouwen niet eenduidig is, maar projectspecifiek. “Zeker in Rotterdam bestaan geen ‘makkelijke’ locaties. Je hebt altijd een combinatie van uitdagingen, zoals laagfrequent geluid en bijvoorbeeld waterveiligheid bij buitendijks bouwen. Bij dat laatste wil je geen eerste laag hout hebben, mocht het gebouw onder water lopen. En biobased constructies zijn niet zo goed tegen laagfrequent geluid; dan is beton – eventueel hergebruikt, wat beter scoort – weer een fijn materiaal dat akoestisch een en ander oplost.” Een ander voorbeeld is het project aan de Zwart Janstraat, dat de werkgroep heeft doorberekend. “Dat pand heeft een constructie van hout, dus presteert wat dat betreft goed qua CO2. Maar voor de brandveiligheid en geluiddemping zijn aan de binnenkant gipslagen toegevoegd. Extra materiaal dus, wat de CO2-besparing deels teniet doet. Het is belangrijk om goed te kijken naar wat het juiste materiaal op de juiste plek is, zodat je een weloverwogen keuze kunt maken.”

 

Iedereen meenemen in keuzes

In Rotterdam is het beleid ‘Paris Proof, tenzij’, vertelt Wouter. “Dat betekent dat we in principe volgens de ambities van het Parijsakkoord bouwen, tenzij een ontwikkelaar een goede reden heeft om dat niet te doen. Die ‘tenzij’ moet natuurlijk wel goed onderbouwd zijn. Zo leren wij ook waarom iets niet haalbaar is.” Esther pleit ervoor dat die onderbouwing dan ook inzichtelijk wordt gemaakt. “Voor Paris Proof hebben we iedereen nodig: niet alleen een projectontwikkelaar, of een wethouder die erin gelooft, maar ook afdelingshoofden en de ambtenaren die bouwprojecten accorderen. Ook zij moeten begrijpen waarom bepaalde keuzes worden gemaakt.” Duurzaamheid mag daarbij geen sluitpost zijn, vindt ze. “Het gaat erom dat de financiële, esthetische, technische én duurzame aspecten van een project in balans zijn.”

 

Niet het wiel opnieuw uitvinden

De werkgroepleden rekenen niet alleen samen projecten door, maar bespreken ook zaken waar ze in hun organisaties, in de markt of bij de gemeente tegenaan lopen. Esther: “We werken allemaal in grote organisaties, dus we hebben vaak dezelfde uitdagingen. Bijvoorbeeld: hoe krijg je je collega’s, die gewend zijn om te doen wat ze doen, mee in het Paris Proof-denken?” Quincy vindt het vooral fijn om sámen aan Paris Proof bouwen te werken. “Sommige mensen denken dat je qua duurzaamheid de kaarten tegen de borst moet houden. Dat is echt onzin. We willen met zijn allen de juiste keuzes maken; dan moeten we niet als Heijmans het wiel opnieuw gaan uitvinden. Sterker nog, wat ik in de XPLOR-werkgroep leer, passen we met Heijmans landelijk toe.”

Delen via

Meld je aan voor de Rotterdam Circulair Nieuwsbrief

Schrijf je in voor de nieuwsbrief
logo port of rotterdam
logo provincie zuid-holland
Logo DCMR Milieudienst Rijnmond
logo blue city
Gemeente Rotterdam logo