Context is belangrijk bij materiaalkeuze
Voor Paris Proof bouwen is niet één juiste manier, leerde de werkgroep. Marco Matena, specialist duurzaamheid bij bouwbedrijf Van Wijnen, legt uit: “Biobased materiaal, zoals hout, scoort over het algemeen goed op duurzaamheid – er komt weinig CO2 vrij bij de winning en productie ervan, en het neemt zelfs CO2 op uit de lucht. Maar dat betekent niet dat we vanaf nu alles biobased gaan bouwen. Bij hoogbouw moeten bijvoorbeeld flinke krachten worden opgevangen en gelden strenge eisen voor brandveiligheid. Wil je dat met hout realiseren, dan vergt dat onevenredig veel materiaal, wat bovendien ten koste gaat van ruimte.” Neem de context mee bij materiaalkeuzes, adviseert Marco kortom. “Beton en staal toepassen waar het moet en biobased materialen waar het kan, leidt tot maximale CO₂-reductie. En ook als je voor beton kiest, is het waardevol om het gesprek over duurzaamheid aan te gaan met je ketenpartners. Kan er bijvoorbeeld betongranulaat uit slooppanden toegepast worden? Of kan het cement uit het betonmengsel vervangen worden door alternatieven met minder impact?”
Juiste materiaal op de juiste plek
Wouter beaamt dat Paris Proof bouwen niet eenduidig is, maar projectspecifiek. “Zeker in Rotterdam bestaan geen ‘makkelijke’ locaties. Je hebt altijd een combinatie van uitdagingen, zoals laagfrequent geluid en bijvoorbeeld waterveiligheid bij buitendijks bouwen. Bij dat laatste wil je geen eerste laag hout hebben, mocht het gebouw onder water lopen. En biobased constructies zijn niet zo goed tegen laagfrequent geluid; dan is beton – eventueel hergebruikt, wat beter scoort – weer een fijn materiaal dat akoestisch een en ander oplost.” Een ander voorbeeld is het project aan de Zwart Janstraat, dat de werkgroep heeft doorberekend. “Dat pand heeft een constructie van hout, dus presteert wat dat betreft goed qua CO2. Maar voor de brandveiligheid en geluiddemping zijn aan de binnenkant gipslagen toegevoegd. Extra materiaal dus, wat de CO2-besparing deels teniet doet. Het is belangrijk om goed te kijken naar wat het juiste materiaal op de juiste plek is, zodat je een weloverwogen keuze kunt maken.”
Iedereen meenemen in keuzes
In Rotterdam is het beleid ‘Paris Proof, tenzij’, vertelt Wouter. “Dat betekent dat we in principe volgens de ambities van het Parijsakkoord bouwen, tenzij een ontwikkelaar een goede reden heeft om dat niet te doen. Die ‘tenzij’ moet natuurlijk wel goed onderbouwd zijn. Zo leren wij ook waarom iets niet haalbaar is.” Esther pleit ervoor dat die onderbouwing dan ook inzichtelijk wordt gemaakt. “Voor Paris Proof hebben we iedereen nodig: niet alleen een projectontwikkelaar, of een wethouder die erin gelooft, maar ook afdelingshoofden en de ambtenaren die bouwprojecten accorderen. Ook zij moeten begrijpen waarom bepaalde keuzes worden gemaakt.” Duurzaamheid mag daarbij geen sluitpost zijn, vindt ze. “Het gaat erom dat de financiële, esthetische, technische én duurzame aspecten van een project in balans zijn.”
Niet het wiel opnieuw uitvinden
De werkgroepleden rekenen niet alleen samen projecten door, maar bespreken ook zaken waar ze in hun organisaties, in de markt of bij de gemeente tegenaan lopen. Esther: “We werken allemaal in grote organisaties, dus we hebben vaak dezelfde uitdagingen. Bijvoorbeeld: hoe krijg je je collega’s, die gewend zijn om te doen wat ze doen, mee in het Paris Proof-denken?” Quincy vindt het vooral fijn om sámen aan Paris Proof bouwen te werken. “Sommige mensen denken dat je qua duurzaamheid de kaarten tegen de borst moet houden. Dat is echt onzin. We willen met zijn allen de juiste keuzes maken; dan moeten we niet als Heijmans het wiel opnieuw gaan uitvinden. Sterker nog, wat ik in de XPLOR-werkgroep leer, passen we met Heijmans landelijk toe.”