Het kwartje viel bij Cynthia toen ze zes jaar geleden rondliep op de campus van het Utrecht Science Park. Ze was er betrokken bij een onderzoek naar de mogelijkheden om de campus zelfvoorzienend te maken. ‘Mijn rol was om te observeren. Eén ding dat me opviel waren de 325 schapen die er graasden. Wat deden die daar eigenlijk?’ De schapen bleken researchmateriaal te zijn voor studenten dierengeneeskunde. Maar waar gaat hun wol dan heen, vroeg Cynthia zich af. Bieden de schapen niet veel meer mogelijkheden? ‘Mijn grote drijfveer is de vraag hoe we mens, natuur en landschap weer gelijkwaardig aan elkaar kunnen maken, zodat we elkaar kunnen versterken in plaats van in de weg zitten. Ook onderzoek ik hoe we onze openbare ruimte productiever kunnen maken door lokale materialen en expertise te gebruiken. In de schapen kwamen al mijn fascinaties samen.’
Vergeten materiaal
Cynthia besloot in de wereld van het schaap en de wol te duiken. ‘Kennis ontwikkel ik vooral door contacten aan te knopen met mensen die erbij betrokken zijn, zoals herders, makers en experts op het gebied van wol-recycling, -productie en -handel. Al snel merkte ik hoeveel kennis er in Nederland is over het wol-ambacht. We lijken het alleen vergeten.’
Wol is in Nederland nogal ondergewaardeerd geraakt. Tot een halve eeuw geleden kenden we een grote wol-verwerkende industrie, met name rondom Roermond, Leiden en Tilburg. Daar is nu weinig meer van over. Al lijkt er een retour in de maak, met veelbelovende organisaties zoals Enschede Textielstad, het Textiel Museum Tilburg en een toenemend aantal textielstudenten dat geïnteresseerd is in wol. Cynthia: ‘Vroeger hadden we in Nederland een groot wol-erfgoed met een verscheidenheid aan schapenrassen die werd gebruikt voor zowel hun vlees-, melk- als wol-kwaliteiten. Nu, met de focus in Nederland op vlees-dragende schapen, is de meeste wol die we verbouwen vrij dik en stug, waardoor het minder geschikt is voor kleding. Het heeft ook met geld te maken. Dekens, dekbedden en truien van wol zijn uit de mode geraakt en vervangen door goedkopere producten zoals nylon en polyester.’
Jaarlijks leveren Nederlandse schapen zo’n twee miljoen kilo wol op. Maar boeren krijgen daar nauwelijks meer iets voor. Het scheren van een schaap kost hen meer dan de wol opbrengt. Daarom is het goedkoper om de wol te exporteren. Duizenden kilo’s wol worden voor vrijwel niets opgekocht en getransporteerd naar bijvoorbeeld China, waar het wordt verwerkt tot producten variërend van inlegzolen voor schoenen en tapijten tot lanoline voor de cosmetica- en smeerindustrie.
Unieke kwaliteiten
Cynthia: ‘Dat is zo zonde. Want we kunnen de wol juist goed gebruiken. Het heeft zoveel unieke eigenschappen: wol is biologisch afbreekbaar. Wol op het lichaam is ademend en houdt ons koel in de zomer en warm in de winter. Wol hoeft niet vaak gewassen te worden en stoot geen microplastics uit. Wollen panelen dempen geluid. Om een paar voorbeelden te noemen. Wol is dus geen afval. Wol is te waardevol om te negeren.’
Daarmee doelt ze overigens niet alleen op het materiaal zelf, maar ook op de cultuur rondom het schaap. ‘Neem alleen al de herders, bij hen zit zoveel kennis over de waarde van het schaap. Herders en hun mobiele schapenkuddes zijn de beste beheerders van biodiversiteit: zij houden de bodem voedzaam en verspreiden zaden in hun wol en mest. Ook beschermen zij historische landschappen door exoten te bestrijden die schadelijk zijn voor onze natuur. Een tractor kan nooit bereiken wat een herder met zijn schapen doet. Dat moet je maar net weten.’
Samenbrengen
Hoe krijgen schapen en hun kwaliteiten weer de waardering die ze verdienen? Daar maakt Cynthia zich hard voor. Ze heeft de Wool Alliance for Social Agency opgericht, die mensen en organisaties samenbrengt die op hun manier bezig zijn met wol. Ook houdt ze een openbare ‘wol-mars’ rond Tilburg met een lokale schaapskudde en herders, om de waarde van wol te promoten. Maar bovenal is haar manier: doen, vertellen, mensen samenbrengen. Op de campus van het Utrecht Science Park is ze met studenten, professoren en andere betrokkenen bijvoorbeeld truien gaan maken van de wol van de schapen daar.
‘Bezoekers van de campus zagen me bezig, gingen me vragen stellen. Zo kwam er een man uit Marokko op me af, de geur van het vilten deed hem aan zijn grootouders denken die daar bedreven in waren en zichzelf in hun huizen met wol omringden. Zo ontstond er een mooi gesprek over het ambacht binnen diverse culturen. En er liepen mensen langs die zelf een poging wilden wagen. Ze zetten hun eigen handen in de wol, zodat ze het zelf konden voelen.’
De boodschap over de waarde van wol zong al snel het universiteitsterrein rond: ‘Mensen beseften hoezeer een wollen trui uitkomst kan bieden: draag je binnen een trui, dan kan je de verwarming lager zetten. Door je eigen trui te maken, ben je minder van winkels afhankelijk. Bovendien kun je tijdens het vilten een hoop denkwerk verrichten en mooie gesprekken voeren, bijvoorbeeld over de herkomst van materialen en hun relatie met onze omgeving.’