Groepje mensen met elkaar in gesprek tijdens een congres.
18 december 2025

“Reserveer nú ruimte voor de circulaire ketens van straks”

Een circulaire economie heeft ruimte nodig, onder meer voor reparatie, opslag en lokale, hoogwaardige verwerking. Daarmee kan het concurreren met andere opgaven, zoals woningbouw of de energietransitie. Belangrijk dus om het niet alleen bij circulaire ambities te houden, maar die te vertalen naar concrete ruimtelijke ontwerpen. Hoe doe je dat? Hoe bepaal je welke circulaire functies waar in de stad een plek krijgen? En welke rol speelt data daarbij? Onderzoeken door de gemeente Amsterdam en de provincie Zuid-Holland geven antwoord. En de gemeente Rotterdam laat zien hoe zij dit al in de praktijk brengt.

 

Tijdens de conferentie Ruimte voor de Circulaire Economie op 1 oktober stond één ding als een paal boven water: een succesvolle transitie naar een circulaire economie valt of staat met voldoende fysieke ruimte. Voor nieuwe, innovatieve bedrijvigheid, maar ook voor bestaande bedrijven die de omslag naar een circulaire bedrijfsvoering maken. Zij worden bijvoorbeeld naast producent ook verwerker van secundair materiaal, wat ruimte vergt. Bij de conferentie, georganiseerd vanuit de Krachtenbundeling Rijk-Regio, waren zo’n tachtig betrokkenen aanwezig van gemeenten, provincies, ministeries, kennisinstellingen en ruimtelijk advies- en ontwerpbureaus. Zij discussieerden onder meer over de vraag hoeveel ruimte er precies nodig is voor circulaire activiteiten. De gemeente Amsterdam draaide de vraag om: hoe kunnen we maximale circulaire bedrijvigheid inbedden in de stad?

 

Hoe kan de stad de circulaire economie faciliteren?

Enno Ebels is teamleider bij de afdeling Ruimte & Duurzaamheid van de gemeente Amsterdam en betrokken bij het onderzoek ‘Van circulaire ambitie naar ruimtelijk ontwerp’. “Wij hebben andersom gedacht. We wéten dat de circulaire economie meer ruimte gaat innemen, dus hebben we onderzocht hoe de stad maximaal kan bijdragen aan het faciliteren daarvan.” Om dat goed te doen, is het belangrijk om de circulaire economie te verankeren in het ruimtelijk beleid en de planning van de stad, vertelt Enno. “Dat hebben we dan ook gedaan in de Omgevingsvisie Amsterdam 2050. Daar zit onder meer het idee van de donuteconomie – groeien binnen de grenzen van wat de stad aankan – in verweven.”

 

Stad bestaat uit drie lagen

Enno: “Verder werken we in Amsterdam met de lagenbenadering. De stad bestaat uit drie lagen: een ondergrond – de bodem, een netwerklaag – de infrastructuur, en een occupatielaag, met functies als wonen, werken, recreëren. We hebben gekeken hoe de circulaire economie het beste in al die lagen past.” Zo’n aanpak voorkomt dat bij herontwikkeling van een locatie bijvoorbeeld alleen gefocust wordt op nieuwbouw met gerecycled materiaal (occupatielaag), zonder te letten op de infrastructuur (netwerklaag) of bodemcondities (onderlaag). Op de netwerklaag kijk je bijvoorbeeld hoe logistieke routes lopen en welke systemen aanwezig of nodig zijn voor bepaalde materiaalstromen. En op de occupatielaag ga je na welke functies gebouwen hebben, hoe modulair en flexibel gebruik daarvan kan bijdragen aan langere levensduur en hoe bewoners en bedrijven circulair gedrag kunnen vertonen.

 

In drie stappen van ambitie naar inbedding

Uit het onderzoek van de gemeente Amsterdam bleek dat er slechts drie stappen nodig zijn om van circulaire ambitie naar die ruimtelijke inbedding in alle lagen van de stad te gaan, zo vertelt Ganesh Babu. Hij was namens stedenbouwkundig ontwerpbureau PosadMaxwan betrokken bij het onderzoek. “De eerste stap is een materiële vertaling: wat is de omvang en de milieu-impact van de relevante materiaalstromen in de stad? We hebben van alle relevante materiaalstromen in Amsterdam – zoals textiel en kleine huishoudelijke elektronica – per wijk in kaart gebracht hoeveel ruimte ze in beslag nemen als ze volledig circulair zouden zijn. Én wat de milieu-impact van zo’n materiaalstroom is, want een stroom van kleine omvang kan soms een hoge impact hebben.”

 

Ruimtelijke vertaling: locatietypes en randvoorwaarden

Daarna volgt de ruimtelijke vertaling van de materiaalstromen. “We hebben vervolgens geïnventariseerd wat de ruimtelijke vereisten zijn van de materialen en de circulaire activiteiten die daarbij horen. En op welke verschillende typen locaties, met welke randvoorwaarden die activiteiten kunnen plaatsvinden.” Zo is voor het breken en hergebruiken van beton een terrein met zware fundering en goede bereikbaarheid voor vrachtverkeer nodig, terwijl voor het hergebruiken van hout bijvoorbeeld een kleine werkplaats in de buurt van een woonwijk volstaat. “Dit alles hebben we omgezet in een programma van eisen, op verschillende schaalgroottes: van XS – een extra circulaire functie in de ‘plint’ van een bestaand gebouw – tot XL: grote hubs langs belangrijke infrastructuren.”

 

Verschillende scenario’s

Tot slot combineerden de onderzoekers die typologieën met elkaar in uiteenlopende scenario’s. Bijvoorbeeld de scenario’s ‘verspreid’ versus ‘publiek verbinden’. In het scenario ‘verspreid’ ligt de focus op het minimaliseren van verkeersstromen, door materiaal dichtbij de bron te houden. Dat betekent dat elk stadsdeel een cluster van M-locaties krijgt. Bij ‘publiek verbinden’ worden hubs voor gedeeld gebruik (schaalgrootte S) gekoppeld aan maatschappelijke voorzieningen, zoals bibliotheken. In dat scenario ligt de focus op collectief gebruik, waarbij de overheid of een publieke organisatie beheerder is.

 

Materialencycli sluiten met circulaire netwerken

Ook de provincie Zuid-Holland onderzocht waar ruimte te vinden is voor circulaire activiteiten. Ze deed dat aan de hand van locatieonderzoek en een netwerkanalyse. Birgit Hopff, als adviseur bij gebiedsontwikkelaar Brink betrokken bij het onderzoek, vertelt: “Ruimte is schaars – zeker in Nederland. We hebben dus slimme strategieën nodig om de circulaire economie daarin in te passen. De ambitie van de provincie Zuid-Holland is om toe te werken naar een circulair netwerk: een web van circulaire hubs om materialencycli te kunnen sluiten. Ons onderzoek ging onder meer over de vraag: hoe gebruik je data om potentiële locaties te vinden voor zulke hubs?”

 

Netwerken op verschillende schaalniveaus

De onderzoekers startten met een locatieanalyse. “Met data hebben we potentiële locaties geïnventariseerd: welke hebben potentie om er circulaire activiteiten te laten plaatsvinden? Welke zijn strategisch relevant?” Dat zijn niet per se gebieden waar al circulair gewerkt wordt; het kan gaan om bedrijventerreinen, maar bijvoorbeeld ook om voormalige glastuinbouw. Birgit raadt aan om die locaties alvast te reserveren. “Daarna hebben we gekeken hoe deze plekken een relevant en logisch netwerk kunnen vormen. Dat kunnen netwerken zijn op verschillende schaalniveaus: landelijke distributienetwerken, schakels op strategische plekken in de regio, of het integreren van bestaande lokale initiatieven. Om het netwerk compleet te krijgen, heb je alle schaalniveaus nodig. Het netwerk moet dus over provinciegrenzen heen gaan.”

 

Reserveer nu alvast ruimte

Om dergelijke circulaire netwerken daadwerkelijk van de grond te krijgen, is een aantal zaken nodig, zegt Birgit. “Werk vanaf het eerste moment samen met gemeenten, eigenaren en gebruikers, om de haalbaarheid en beschikbaarheid van locaties te garanderen.” Daarnaast is samenwerking met de markt essentieel. “Betrek circulaire koplopers en ondernemers erbij, om innovatie en praktische uitvoering te stimuleren. En stem de hubs af op bestaande initiatieven en materiaalstromen, met de provincie als regisseur en ondersteuner van duurzame ontwikkeling.” Een laatste advies aan iedereen die werkt aan een circulaire economie is: reserveer nú de juiste locaties en infrastructuur. “Wachten op het perfecte moment en de perfecte plek is geen strategie. Als we nú geen ruimte reserveren voor de omslag naar circulariteit, hebben we straks wel ambities, maar geen plek meer.”

 

Rotterdam experimenteert volop in gebied M4H

De circulaire economie concreet opnemen in het ruimtelijk ontwerp van een gebied, gebeurt al in Rotterdam. In het gebied Merwe-Vierhavens (M4H) om precies te zijn: een verouderd haventerrein dat de gemeente en het Havenbedrijf nu ontwikkelen tot een innovatieve wijk met een mix van werken, wonen, cultuur, horeca, sport en onderwijs. Voor het gebied geldt als ambitie: collectiviteit als basis voor circulariteit. Die collectiviteit komt terug in de acht leidende principes die voor M4H zijn opgesteld, waaronder ‘M4H verkiest delen van voorzieningen boven individueel eigendom’ en ‘M4H waardeert reststromen’. Zo is het de bedoeling dat onder meer parkeerplekken gedeeld worden: overdag parkeren voor werkenden, en in de avond voor bewoners. En energie: bedrijven hebben warmte over, die woningen kunnen gebruiken. Ook wordt er circulair gebouwd in het gebied, liefst met materialen uit een ‘donorgebouw’.

 

Zoals dat gaat bij een innovatieve manier van gebiedsontwikkeling, is het niet allemaal rozengeur en maneschijn. Zo is de gemeente twee jaar bezig geweest om in M4H een plek voor een materialendepot te vinden; ze stuitte daarbij steeds op financiële en praktische bezwaren. Maar inmiddels is het gelukt! In het volgende artikel in deze serie Ruimte & Circulair lees je er meer over. En over andere hordes die komen kijken bij het ontwikkelen van M4H tot een circulair gebied.

 

Doel van de Krachtenbundeling Rijk-Regio voor de Circulaire Economie is samenwerking tussen verschillende overheidslagen, om de circulaire transitie te versnellen. Oftewel, kennis en praktijkcases uitwisselen en de verbinding leggen tussen circulair, ruimte, economie en andere opgaven. Tijdens de conferentie Ruimte voor de Circulaire Economie kwam daarom onder meer de integrale gebiedsontwikkeling van Merwe-Vierhavens (M4H) in Rotterdam uitvoerig aan bod. In een volgend artikel gaan we nader op die casus in.

Delen via

Meld je aan voor de Rotterdam Circulair Nieuwsbrief

Schrijf je in voor de nieuwsbrief
logo port of rotterdam
logo provincie zuid-holland
Logo DCMR Milieudienst Rijnmond
logo blue city
Gemeente Rotterdam logo